Weergegeven resultaten: 1 t/m 1 van 1

Discussie: Bijlmerramp

  1. #1
    Geregistreerd
    13 november 2007
    Berichten
    680
    Weblogartikelen
    1

    Standaard Bijlmerramp

    De Bijlmerramp is de benaming voor de vliegramp, waarbij op 4 oktober 1992 een [wiki]Boeing 747[/wiki]-vrachtvliegtuig van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al op de flats Groeneveen en Klein-Kruitberg in de Amsterdamse Bijlmermeer neerstortte. De ramp kostte 43 mensen het leven, onder wie de driekoppige bemanning van het [wiki]vliegtuig[/wiki] en één passagier.

    Buiten de 43 geregistreerde doden vallen er mogelijk ook illegale flatbewoners te betreuren. Hun exacte aantal heeft men nooit kunnen achterhalen.

    [h3]Fatale vlucht[/h3]
    Het vliegtuig, een Boeing 747-258F met registratienummer 4X-AXG, was op 4 oktober 1992 onderweg van New York naar Tel Aviv en maakte een tussenlanding op Schiphol. Tijdens de vlucht van New York naar [wiki]Schiphol[/wiki] waren drie defecten waargenomen: fluctuaties in de snelheidsregelaar van de [wiki]automatische piloot[/wiki], een probleem met de kortegolfradio en fluctuaties in de elektrische spanning van generator 3.

    Om 14.31 landde het toestel op Schiphol. Volgens sommige vliegtuigspotters was te zien dat één van de motoren scheef hing. Een foto gemaakt door een [wiki]vliegtuigspotter[/wiki] op het moment dat het toestel landde lijkt dat aan te tonen. Op de foto is ook te zien dat de motor olie lekt. Op Schiphol werd een nieuwe lading in het toestel gebracht die door de douane was goedgekeurd maar (naar later bleek) niet fysiek was gecontroleerd. Het toestel werd met 80 tot 90 ton brandstof volgetankt (op Schiphol is kerosine verhoudingsgewijs goedkoop), en de defecten werden provisorisch verholpen. Anat Solomon kwam aan boord. Zij was een El Al-medewerkster uit Amsterdam, die mee zou vliegen naar Tel Aviv om daar te trouwen met een andere El Al-medewerker.

    [h4]Vertrek van Schiphol[/h4]
    Oorspronkelijk zou het toestel om 17.30 vertrekken, maar het vertrek werd uitgesteld tot 18.20 uur. Om 18.22 vertrok het vliegtuig met vluchtnummer LY 1862 vanaf Schiphol in noordelijke richting vanaf de [wiki]Zwanenburgbaan[/wiki]. Het was op dat moment guur weer, met een straffe noordoosten wind.

    Eenmaal los van de startbaan maakte het vliegtuig een draai naar rechts, om de zogenaamde Pampus-vertrekroute te volgen. Deze route loopt via het radionavigatiebaken Pampus (bij Muiden) en Nijkerk in de richting van Dortmund. Snel na deze draai kwam het vliegtuig in de problemen. De bemanning meldde om 18.27 een eerste probleem. In de minuten daarvoor was het de [wiki]luchtverkeersleiding[/wiki] al opgevallen dat het vliegtuig moeilijk hoogte won, maar omdat dat voor vrachtvliegtuigen niet ongebruikelijk is werd wel de [wiki]luchtverkeersleider[/wiki] die het toestel onder controle had hiervoor gewaarschuwd, maar verder geen alarm geslagen.

    [h4]Boven het Gooimeer[/h4]
    [div=float: left; width: 410px;]
    (1) Motoren 3 en 4 breken af
    (2) Motoren 3 en 4 komen neer
    (3) Piloot geeft eerste "Mayday"
    (4) Piloot meldt brand in de motor
    (5) Piloot meldt problemen met de flaps
    (6) Toestel raakt volledig onbestuurbaar
    (7) Toestel stort neer
    [/div]

    Boven het Gooimeer klonken enkele harde knallen. Motor 3 (de binnenste motor aan de rechtervleugel van het vliegtuig) brak af, beschadigde de [wiki]welvingsklep|vleugelkleppen[/wiki] en botste tegen motor 4 die vervolgens ook afbrak. Opvarenden van enkele plezierjachten die opschrikten van de knallen, meldden de Kustwacht dat zij twee objecten naar beneden zagen vallen. Gezagvoerder Yitzhak Fuchs gaf een Mayday-bericht door aan de verkeersleiding en meldde terug te willen keren naar Schiphol. Enkele minuten later meldde de [wiki]piloot[/wiki]: "El Al 1862 lost number 3 and number 4 engine". Beide motoren werden later inclusief de montageconstructie en grote delen van de beschermkappen en de straalomkering uit het Gooimeer gevist. Onderzoek wees uit dat een van de 14 cm lange slagpennen die de motor verbinden met de vleugel was geknapt, waarna de drie andere de kracht niet langer konden dragen. Deze slagpennen zijn ontworpen om bij extreem grote belastingen te breken zodat de vleugelstructuur niet beschadigt. De grote vraag was of de pennen nu ook waren afgebroken. De pen was echter onvindbaar. Omdat grote delen van het puin van de flats en het vliegtuig naar de vuilnisbelt waren gebracht werd er opdracht gegeven om daar te zoeken. De pin werd daar uiteindelijk gevonden. Nader onderzoek van motor 3 wees uit dat de pen inderdaad was afgebroken. In de pen van motor 3 werd een 4 mm groot haarscheurtje ontdekt, ontstaan door metaalmoeheid. Hierdoor was de pen eerst aan één kant afgebroken, waardoor de druk op de andere kant van de pen te groot werd en hij daar ook afbrak. Normaal gesproken zou de motor recht omlaag vallen, maar in dit geval viel de motor ook naar buiten toe waardoor hij motor 4 meenam in zijn val.

    De ernst van de situatie werd op Schiphol niet goed ingezien. Dit kwam onder meer doordat lost in de luchtvaartwereld de gebruikelijke term is om het verlies van motorvermogen te melden. Op Schiphol werd er dan ook van uit gegaan dat er twee motoren waren uitgevallen. Dat ze letterlijk verloren waren wist men niet. Waarschijnlijk heeft de bemanning zelf ook niet geweten dat de motoren waren afgebroken. De buitenste motor van een 747 is vanaf de cockpit slechts met moeite zichtbaar en de binnenste motor helemaal niet. Gezien het grote aantal handelingen dat de bemanning in een paar minuten moest uitvoeren en de keuzes die de piloot maakte, veronderstelde de parlementaire enquëtecommissie die de ramp later zou onderzoeken dat de bemanning niet heeft geweten dat beide motoren van de rechtervleugel waren afgebroken.

    [h4]Verzoek tot noodlanding[/h4]
    Op de avond van de 4e oktober 1992 was landingsbaan 06 ([wiki]Kaagbaan[/wiki]) in gebruik. De piloot verzocht de luchtverkeersleiding op Schiphol echter een [wiki]noodlanding[/wiki] te mogen maken op de [wiki]Buitenveldertbaan[/wiki] (baan 27). Waarom de gezagvoerder juist deze baan koos is nooit duidelijk geworden. Een keuze voor deze baan lag niet voor de hand. Omdat de wind uit het noordoosten kwam, zou het zware toestel met flinke staartwind moeten landen. Naar verluidt koos de piloot deze baan omdat hij de langste baan wilde hebben voor de landing. Eventuele andere mogelijkheden zijn dat de piloot voor de Buitenveldertbaan koos omdat dit de enige baan was die de bemanning op dat moment met het blote oog kon zien liggen. Er is echter ook een theorie die stelt dat de piloot gedacht heeft dat er een aanslag op het vliegtuig was gepleegd met behulp van een luchtdoelraket. De piloot zou voor de Buitenveldertbaan gekozen hebben omdat de aanvliegroute van deze baan vrijwel volledig over de dicht bebouwde stad gaat, waardoor de kans dat er nog een raket op het vliegtuig zou worden afgeschoten kleiner was dan bij een aanvliegroute over de polders of weilanden. Eén [wiki]zwarte doos[/wiki] werd gevonden. Helaas was de bijbehorende band in vier stukken gebroken waardoor de laatste 2.45 minuten ervan niet meer te gebruiken waren. De doos werd voor onderzoek naar Washington gestuurd, waar de volgende informatie uit kwam.

    Om goed uit te komen voor de landingsbaan en om kerosine te lozen boven het IJsselmeer vloog het beschadigde toestel eerst nog een rondje boven Amsterdam. Tijdens dit rondje gaf de gezagvoerder de [wiki]co-piloot[/wiki] opdracht de vleugelkleppen (flaps) uit te schuiven. Links verschenen de kleppen, maar doordat de afgebroken motor 3 de rechtervleugel had beschadigd schoven de kleppen rechts niet uit. Als gevolg hiervan kreeg het toestel links meer draagvermogen dan rechts. De piloot, die niet kon zien wat er precies aan de hand was, meldde aan de verkeersleiding dat er ook problemen met de flaps waren. Langs de landingsbaan waren enkele grote brandweerwagens van Schiphol geplaatst. Deze zogeheten [wiki]crashtender|crashtenders[/wiki] moesten een brand tijdens de landing meteen blussen.

    Aanvankelijk ging het aanvliegen van de [wiki]landingsbaan[/wiki] goed. Op het moment dat het vliegtuig daalde tot onder de 1500 voet-grens, raakte het vliegtuig compleet onbestuurbaar en schoot het in een scherpe bocht naar rechts. Over de radio was te horen dat de gezagvoerder zijn copiloot in het Hebreeuws opdracht gaf om alle kleppen in te trekken en het landingsgestel uit te klappen. Vervolgens meldde hij in het Engels aan de luchtverkeersleider dat het toestel neerstortte. Uit later onderzoek bleek dat het vliegtuig eerder enkel recht bleef vanwege de hoge snelheid (280 knopen oftewel 519 km/u). Doordat de rechtervleugel door de beschadiging een verminderd draagvermogen had was het moeilijker om het vliegtuig recht te houden. De hoge snelheid zorgde er voor dat er toch nog voldoende draagvermogen was om het toestel recht te houden. Toen de snelheid verlaagd werd bij het inzetten van de landing werd het draagvermogen onder de rechtervleugel echter dusdanig weinig dat het toestel niet meer stabiel te houden was en een duikvlucht naar rechts maakte.

    [h4]De crash[/h4]
    Om vijf over half zeven boorde het vliegtuig zich vrijwel verticaal vliegend met de rechtervleugel naar beneden door twee hoogbouwcomplexen in de Bijlmermeer, precies op het hoekpunt waar de galerijflat Groeneveen overging in Klein-Kruitberg. De gebouwen vlogen direct in brand en stortten gedeeltelijk in, waarbij ongeveer 100 appartementen vernield werden. De cockpit kwam oostelijk van de flats terecht, tussen de gebouwen en het viaduct van metrolijn 53.

    Tijdens de laatste seconden van de vlucht deed de arrival-verkeersleiding verwoede pogingen om met het toestel in contact te komen. Om 18.35 en 45 seconden meldde de luchtverkeersleiding in de [wiki]verkeerstoren[/wiki] echter: Het is gebeurd. Op dat moment was vanaf de verkeerstoren op Schiphol een grote rookwolk boven Amsterdam zichtbaar. De arrival-verkeersleiders zitten niet in de toren maar in een gesloten gebouw op Schiphol-Oost. Zij zagen alleen het radarbeeld en hadden de rookwolk niet gezien. Na dit bericht gaf de arrival-verkeersleider door dat het toestel laatstelijk 1 mijl ten westen van Weesp was gezien. Meteen werden de crashtenders richting Weesp gedirigeerd.

    In de getroffen flats zaten meerdere mensen vast. Sommigen sprongen vanuit de zevende verdieping naar beneden om zichzelf in veiligheid te brengen.

    [h3]Dagen na de ramp[/h3]
    Op het moment van de ramp waren twee politieagenten in de buurt een inbraakmelding aan het natrekken. Zij zagen het toestel neerstorten en sloegen onmiddellijk groot alarm. Snel na de inslag kwamen de eerste brandweer- en reddingsploegen aan op de rampplek. Ziekenhuizen in de omgeving werden gealarmeerd om honderden gewonden te kunnen opnemen. Aanvankelijk werd ook gevreesd voor honderden doden. Vooral omdat de flats deels bewoond werden door illegaal in Nederland verblijvende mensen, waren betrouwbare schattingen van het aantal slachtoffers de eerste avond moeilijk te geven.

    De daarop volgende dagen begon het bergen van de slachtoffers en de resten van het vliegtuig. De vliegtuigresten werden naar Schiphol vervoerd voor nadere analyse. Merkwaardig genoeg werden de resten niet gebruikt om het toestel te reconstrueren. Nog tijdens het onderzoek zijn grote delen als schroot verkocht en samen met het puin van de flats op de vuilnisbelt terecht gekomen.

    [h4]Mannen in witte pakken[/h4]
    In juni 1993 maakte Trouw bekend dat op maandagochtend 5 oktober op de rampplek een twintigtal mannen in witte pakken was gezien. Deze mannen werden al snel onderwerp van speculaties, omdat nooit duidelijk is geworden wie deze mannen waren en wat zij op de rampplek deden. Volgens sommige getuigen spraken de mannen in witte pakken geen Nederlands en namen zij bewijsmateriaal mee van de plaats van de ramp onder een wit laken. De mannen werden al snel in verband gebracht met de gezondheidsklachten die na de ramp optraden.

    Na jarenlange onduidelijkheid kregen de mannen in witte pakken vanaf 1997 politieke aandacht. Er werden in oktober van dat jaar Eerste Kamervragen gesteld door Theo Meijer (CDA). Minister Els Borst kwam een half jaar later met het antwoord dat uit niets bleek dat er een relatie was tussen de geheimzinnige mannen in witte pakken en de gezondheidsklachten. Inmiddels was de Rijksrecherche met een onderzoek naar deze mannen begonnen. In de media werd daarop verder gespeculeerd: volgens het Algemeen Dagblad waren ze met een [wiki]helikopter[/wiki] aan komen vliegen. Trouw meldde dat de mannen uit auto's met een Frans kenteken waren gestapt. Ook verschenen berichten dat er in de dagen na de ramp in het geheim extra vluchten naar Israël waren geweest. De speculaties dat de El Al-Boeing een geheime militaire lading had die na de ramp door Mossad-agenten in veiligheid was gebracht werden steeds groter.

    De Rijksrecherche concludeerde dat de mannen in witte pakken gezondheidsmedewerkers van de GG&GD waren. Wel waren er Israëliërs op de rampplek geweest na de crash. Naar aanleiding van deze bevindingen en een kamerdebat dat plaatsvond nadat de resultaten bekend waren gemaakt, kreeg de Rijksrecherche opdracht om het onderzoek te vervolgen. Verschillende vervolgonderzoeken vonden plaats, maar de onduidelijkheid kon niet weggenomen worden. De "mannen in witte pakken" kregen veel aandacht in de parlementaire enquête. De commissie concludeerde uiteindelijk dat een groot deel van de getuigenverklaringen terug te voeren waren op reddingswerkers met lichte kleding. De commissie kon echter niet alle waarnemingen verklaren. Ook concludeerde de commissie, dat het waarschijnlijk was dat er bewijsmateriaal was verdwenen.

    [h4]Officiële slachtoffercijfer[/h4]
    In de dagen na de ramp steeg het aantal vermisten tot boven de 1500. Vanuit de overheid werd in eerste instantie rekening gehouden met een dodental van boven de 200. Later werd het aantal doden officieel vastgesteld op 43, wat voor een ramp van deze omvang uiteindelijk meeviel. Het vliegtuig vervoerde slechts één passagier en veel mensen bleken op het moment van de crash niet thuis te zijn.

    In totaal waren er 26 gewonden. Elf daarvan moesten in een ziekenhuis worden opgenomen.

    Wel zijn er altijd geruchten gebleven over een hoger slachtoffercijfer dan de 43. Sommige mensen gingen ervan uit dat door de extreem hoge temperaturen lichamen compleet kunnen worden verast, waarbij verwezen werd naar eerdere vliegrampen. Zo is na de vliegramp boven Lockerbie 30% van de lichamen nooit gevonden. De parlementaire enquêtecommissie concludeerde in 1998 echter dat het gevonden aantal lichamen overeenkwam met het aantal vermisten en dat er dus geen redenen zijn om te veronderstellen dat het werkelijke dodencijfer hoger ligt.

    [h3]Nasleep ramp[/h3]
    [h4]Discussie over de lading[/h4]
    Snel na de ramp werd bekendgemaakt dat de El-Al Boeing vooral fruit, parfum en onderdelen vervoerde, in totaal voor ongeveer 114 ton. Minister Hanja Maij-Weggen (Verkeer & Waterstaat) meldde dat ze zeker wist dat het vliegtuig geen militaire lading bevatte.

    In september 1993 doken in de media voor het eerst verhalen op dat de lading van de El-Al Boeing gevaarlijke stoffen bevatte. Een deel van de onderdelen bleek defensiemateriaal te zijn. Ook bleek dat zeker een derde van de lading niet gecontroleerd was en dat zelfs de vrachtbrieven van deze lading niet waren gecontroleerd.

    Het aantal vragen over de lading nam verder toe, vooral ook omdat er zich steeds meer mensen meldden met gezondheidsklachten. Aanvankelijk ging de discussie vooral over de vraag of de El-Al Boeing mogelijk meer lading bevatte dan toegestaan was (overbelading). Minister Jorritsma stuurde een overzicht van de lading naar de Tweede Kamer, maar deze lijst bleek te verschillen van een lijst die een advocaat van El-Al had gekregen. Deze verschillen werden in een televisie-uitzending van het actualiteitenprogramma Nova besproken. Aanvankelijk deed de minister het verschil af als "enkele kopieerfoutjes", maar later kwamen zaken als onleesbare vrachtbrieven, dubbel voorkomende vrachtbrieven en een dubbele vrachtboekhouding van El-Al boven tafel. De minister betuigde achteraf spijt dat zij de informatie zonder grondige screening naar de Tweede Kamer had gestuurd. Tegen El-Al werd in september 1996 aangifte gedaan van valsheid in geschrifte door de heer Plettenberg, die ten tijde van de Bijlmerramp Operations Officer bij El-Al was. De luchtvaartpolitie concludeerde in 1997 dat niet gebleken was dat El-Al strafbare feiten had gepleegd.

    Om meer helderheid te krijgen in de verschillen tussen de uitgevoerde onderzoeken, werd in januari 1998 een commissie (de commissie-Hoekstra) opgezet. Deze commissie concludeerde in juli 1998 dat de overheidsdiensten "inconsistent" hadden gehandeld bij het verzamelen van de vrachtbrieven en dat van 20 ton lading niet achterhaald kon worden waaruit deze bestond. In de media verschenen later berichten dat het vliegtuig de stof DMMP vervoerde, die gebruikt kan worden voor de productie van het chemische wapen Sarin.

    De geheimzinnigheid over de lading had inmiddels geleid tot diplomatieke spanningen tussen Nederland en Israël. Op ministersniveau werd gesproken en informatie overgedragen. De laatste vragen over de lading werden door Israël en El-Al beantwoord aan de parlementaire enquêtecommissie. De commissie concludeerde dat de onbekende lading van 20 ton vooral bestond uit computeronderdelen en niet uit gevaarlijke stoffen.

    [h4]Parlementaire enquête[/h4]
    Omdat in de media geruchten bleven gonzen over de achtergronden van de ramp, besloot de Tweede Kamer in april 1998 tot instelling van een werkgroep die alle gebeurtenissen moest inventariseren rond de toedracht en afwikkeling van de ramp. Deze werkgroep, onder leiding van CDA-Kamerlid Theo Meijer, adviseerde een parlementaire enquête te houden om te proberen de openstaande vragen beantwoord te krijgen. In oktober 1998 begon de parlementaire enquêtecommissie.

    De commissie bestond uit Theo Meijer (CDA, voorzitter), Rob Oudkerk (PvdA), Theo van den Doel (VVD), Marijke Augusteijn-Esser (D66) en Tara Singh Varma (GroenLinks). Opvallend was dat alle leden van de parlementaire enquêtecommissie relatief onervaren Kamerleden waren: alle leden zaten pas sinds de verkiezingen van 1994 in de Tweede Kamer.

    Na enkele maanden voorbereiding begonnen de openbare verhoren op 27 januari 1999. In totaal werden 90 getuigen gehoord. In de tweede week van de verhoren maakte de commissie bekend dat zij beschikte over bewijzen dat de Luchtverkeersbeveiliging (LVB) van het begin af aan had geweten dat de lading van het ramptoestel giftige stoffen bevatte, maar dit op verzoek van El Al verzwegen had. Deze onthulling, die bovendien de uitdrukking "iets onder de pet houden" in het Nederlands introduceerde, leidde tot grote politieke verontwaardiging en verschillende topambtenaren werden op non-actief gesteld. Niet veel later bleek dat deze onthulling niet klopte: een opgenomen telefoongesprek bleek gebaseerd te zijn op een verkeerde vrachtbrief, wat destijds al was gecorrigeerd. De enquêtecommissie wist uiteindelijk te achterhalen dat de 20 ton lading waarvoor geen vrachtbrief bestond grotendeels computeronderdelen en elektronica betrof.

    Op 22 april 1999 presenteerde de commissie haar conclusies. De enquêtecommissie was vernietigend over de informatievoorziening van premier Wim Kok en vooral de vicepremiers Annemarie Jorritsma-Lebbink en Els Borst aan de Tweede Kamer. Meerdere malen was de Tweede Kamer verkeerd voorgelicht. Verder had de commissie kritiek op het gebrek aan informatievoorziening van ambtenaren aan de verantwoordelijken, het gebrek aan coördinatie en het doorschuiven van verantwoordelijkheden. Ook vond de commissie dat de berging niet goed was verlopen en dat het onderzoek van de Raad voor de Luchtvaart op bepaalde punten niet deugde.

    [h4]Politieke nasleep[/h4]
    Het debat over het rapport van de enquêtecommissie in de Tweede Kamer eindigde voor veel mensen in een teleurstelling. Vooral overlevenden hadden hun hoop gevestigd op de commissie en hoopten via de politiek hun gelijk te krijgen.

    Vlak voor het debat over het rapport lekte uit dat commissielid Van den Doel zich in een brief aan Kamervoorzitter Jeltje van Nieuwenhoven had gedistantieerd van de werkwijze van de commissie en het optreden van de overige commissieleden. Van den Doel schreef de aanpak van de commissie te veel ad hoc te vinden en hekelde het media-optreden van andere commissieleden.

    Vrijwel alle politieke partijen namen de belangrijkste en politiek meest gevoelige conclusies van de enquêtecommissie niet over. Alleen de SP, het CDA en GroenLinks konden zich vinden in de aanbevelingen van de enquêtecommissie. Bovendien vonden veel Kamerleden dat de commissie de getuigen te veel als verdachten had behandeld. Wel kreeg de commissie lof voor het boven tafel halen van de inhoud van het vrachtvliegtuig.

    De behandeling van het rapport werd vertraagd door de val van het kabinet na het afwijzen van de referendumwet in de Eerste Kamer en de daarop volgende lijmpoging. Ondanks de felle kritiek op hun functioneren haalde een motie van wantrouwen tegen Kok, Jorritsma en Borst het niet. In plaats daarvan kwamen de coalitiepartijen met de Motie Melkert, genoemd naar de toenmalige fractievoorzitter van de PvdA Ad Melkert, waarin "de regering werd gevraagd lessen te trekken uit de tekortkomingen bij de afhandeling van de Bijlmerramp". De paarse partijen, uitgezonderd de PvdA-leden Van Gijzel en Rob Oudkerk en D66-lid Augusteijn, verwierpen de motie van wantrouwen en namen de motie Melkert aan. Commissielid Van den Doel stemde tegen de conclusies van de enquêtecommissie.

    [h4]Herdenking[/h4]
    De overlevenden en nabestaanden van de ramp richtten snel na de ramp een herdenkingsplaats in rondom "de boom die alles zag", een boom op de rampplek die de crash en de brand had overleefd. Rondom deze boom werden waxinelichtjes en foto's geplaatst. Al snel werd deze plek een belangrijke plaats voor mensen die hun verdriet wilden verwerken. Later werd deze plaats wat geïnstitutionaliseerd: door de architect Herman Hertzberger werd er een soort galerij opgericht met teksten die betrekking hebben op de ramp en met mozaïektegels die bewoners, overlevenden, en hulpverleners zelf hebben gemaakt onder leiding van Akelei Hertzberger, de dochter van de architect. Door de gemeente Amsterdam werd later een nieuw monument opgericht. Dit leidde tot woede onder bewoners, omdat zij niet betrokken waren bij dit monument en zij zich er niet in herkenden.

    Jaarlijks vindt bij "de boom die alles zag" een herdenking van de slachtoffers plaats. Tijdens deze herdenking vliegen er geen vliegtuigen over de Bijlmer, normaal een drukke aanvliegroute voor Schiphol.

    De regering besluit op initiatief van Van Gijzel (PvdA) tot het oprichten van een financieel noodfonds (Hulpfonds Gedupeerden Vliegramp Bijlmermeer) dat slachtoffers met ernstige psychosociale problemen een eenmalige tegemoetkoming wil geven.
    Laatst gewijzigd door ReneL; 21 mei 2010 om 11:31

Regels voor berichten

  • Je mag geen nieuwe discussies starten
  • Je mag niet reageren op berichten
  • Je mag geen bijlagen versturen
  • Je mag niet je berichten bewerken
  •