De Aérospatiale Alouette III is een lichte eenmotorige [wiki]helikopter[/wiki], oorspronkelijk geproduceerd door de Franse firma Sud-Aviation, (later Aérospatiale en nu de Eurocopter Group). Een van de kenmerken van het toestel is het karakteristieke metalige geluid dat hij tijdens de vlucht produceert.

Een ander kenmerk van van de Alouette III is de in de romp overlopende ovaalvormige glazen cockpit. Deze constructie maakt van de Alouette III een van de helikopters met het beste uitzicht.

De helikopter heeft een niet-intrekbaar landingsgestel bestaande uit stalen beugels aan weerszijden en voor onder de romp, de zgn. skids waaraan de wielen zijn bevestigd.

Met de Alouette III is vliegen op instrumenten ([wiki]IFR[/wiki]) niet toegestaan; daarom mag overdag alleen worden gevlogen bij een zicht van meer dan 800 meter en een wolkenbasis hoger dan 150 [wiki]voet[/wiki] (50 meter). 's Nachts moet het zicht 3 km of meer zijn en de wolkenbasis moet minimaal op 1000 voet (300 meter) hoogte liggen. In 2005 kreeg een Alouette III met koningin Beatrix aan boord overdag vliegend over Noord-Brabant te maken met weersomstandigheden die onder de minima zakten. Daarom besloot de vlieger een voorzorgslanding te maken bij het Mercure hotel in Rosmalen waarna de vorstin haar reis met de auto voortzette.

Dit veelzijdige oerbetrouwbare toestel wordt nog steeds gebruikt voor militaire en civiele doeleinden. In de Alpenlanden wordt hij ook nu nog gebruikt als reddingshelikopter.

De vier momenteel nog operationele Nederlandse Alouette III SA-316B’s - de A-247, A-275, A-292 en A-301 - zijn ingedeeld bij het [wiki]Defensie Helikopter Commando[/wiki] van het [wiki]CLSK[/wiki].

Ze zijn nu donkerblauw geschilderd en hebben, vergeleken met de SE3160, een speciaal versterkte transmissie, die een maximum startgewicht van 2200 kg mogelijk maakt. Ook werd de constructie versterkt en beschikken de cockpits over kogelwerend glas. De vier toestellen vormen als de Royal Flight/VIP Flight een van de transportmogelijkheden van het Koninklijk Huis, de ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders.

[h3]Geschiedenis[/h3]
De Alouette III is voortgekomen uit de Alouette II. Het prototype van de Alouette III was de SA-3160, die in februari 1959 voor het eerst vloog.

De SA-316A werd het eerste productiemodel, tot hij in 1969 werd vervangen door de SA-316B.

De SA-316B had een sterkere transmissie en een hoger maximum startgewicht, maar had nog steeds dezelfde Turboméca Artouste gasturbinemotor met een vermogen van 550 pk, die al in het prototype werd gebruikt. Deze motor behield zijn volledige vermogen tot een vlieghoogte van 5000 meter.

In 1968 kwam de Alouette III SA-319B in productie, die was uitgerust met een andere motor, de Astazou XIV, die minder brandstof verbruikte en een vermogen van 660 pk had.

De Alouette III is de succesvolste van de Alouette-helikopterfamilie. De productie van de Alouette III eindigde in 1979, na een totale productie van 1480 stuks; hieronder zijn de bijna 500 stuks in licentie in India en Roemenië geproduceerde niet begrepen.

[h3]De Alouette III bij de Nederlandse krijgsmacht[/h3]
Tussen 1962 en 1969 werden 77 helikopters van het type Alouette III SE3160/SA-316 geleverd aan de toenmalige Koninklijke Landmacht. Hiervan werden er 27 geassembleerd door de N.V. Lichtwerk in Hoogeveen. Deze helikopters vervingen de verouderde Hiller H-23B’s en alle Nederlandse Alouettes waren aanvankelijk egaal donkergroen geschilderd maar vanaf 1982 werd een zwart-bruin camouflageschema ingevoerd.

De helikopters waren gelegerd op de Vliegbasis Deelen bij het 300 Squadron en op de Vliegbasis Soesterberg bij het 298 Squadron.

5 van de 77 Alouettes waren eigendom van de Koninklijke Luchtmacht ter vervanging van de gedateerde Alouette II's die vanaf 1959 werden gebruikt voor Search and Rescue (SAR)-taken. Deze SAR-Alouette III's kregen opblaasbare drijvers onder de skids en aan de romp en een lier om drenkelingen uit zee te takelen.

De groene beschildering werd aangevuld met een reflecterende signaalkleur op de neus, de achterzijde van de romp en de verticale staartvlakken en de letters 'RESCUE' in witte letters. De [wiki]SAR[/wiki] helikopters vanaf de [wiki]Vliegbasis Leeuwarden[/wiki] en Terschelling, waar ze klaarstonden om eventueel in zee gestorte vliegers op te vissen. Dit gebeurde door de jaren heen geregeld omdat Terschelling vroeger het luchtmacht oefenterrein Jackpot Range ([wiki]Noordsvaarder[/wiki]) lag en op Vlieland de Cornfield Range ([wiki]Vliehors[/wiki]).

Ook bevinden zich boven de Noordzee, noordlijk van de Waddeneilanden, de Temporay Reserved Airspace's (TRA’s) waar luchtgevechten tussen NATO gevechtsvliegtuigen worden getraind. Bij militair vliegverkeer was een SAR-Alouette vaak continu in de lucht.

SAR Alouettes werden regelmatig gebruikt om patiënten van de Waddeneilanden snel naar een ziekenhuis op het vasteland te transporteren. De SAR-Alouette's waren ook voorzien van een marifoon, waarmee radiocontact kon worden gemaakt met schepen.

In de strenge winter van 1997 verzorgden SAR-Alouette III's en andere Alouettes III's van Vliegbasis Soesterberg het (personen)vervoer van en naar de Waddeneilanden, omdat door zware ijsgang op de Waddenzee er geen scheepvaart meer mogelijk was.

Onder de naam [wiki]Grasshoppers[/wiki] (sprinkhanen) had de luchtmacht de Alouettes in die tijd tijdelijk een detachement met 5 -aanvankelijk wit zwart gestreepte en later rood wit blauw geverfde - toestellen ingezet als demonstatieteam. Binnen enkele jaren bouwde dit demonstratieteam een zeer goede reputatie op; deze kwam abrupt ten einde na een noodlottig vliegongeval tijdens een trainingsvlucht boven de Ginkelse Heide waarbij enkele vliegers omkwamen. Hierna werden de Grasshoppers meteen opgeheven.

De Alouette III helikopters waren aangeschaft door de landmacht; alle andere mensen en faciliteiten (infrastructuur, onderhoudspersoneel, vliegers) werden echter door de toenmalige Koninklijke Luchtmacht geleverd. Dit geheel werd in de beginjaren ’60 van vorige eeuw samengebracht in de [wiki]Groep Lichte Vliegtuigen[/wiki] (GPLV).

De GPLV was toentertijd uitgerust met de [wiki]Piper Supercub[/wiki] en de [wiki]De Havilland Canada Beaver[/wiki]. Deze toestellen werden vervangen door de Alouette III die door de landmacht werden gebruikt voor verkenning en artillerie-vuurleiding; daarom was de waarnemer bijna altijd van de landmacht. Tevens werden verbindings- en transporttaken uitgevoerd.

De Alouette III was onbewapend, ongepantserd en had geen geavanceerde apparatuur als infrarood-waarnemingsapparatuur of radar aan boord. Om in een gevechtssituatie te kunnen overleven, werd daarom het 'sluipvliegen' toegepast.

Dit hield in dat heel laag en behoedzaam werd gevlogen of stilgehangen boven het veld, waarbij werd gezorgd dat er altijd een huis, heuvel, bos of ander obstakel tussen de vijand en de helikopter aanwezig was. Deze manier van vliegen werd geleerd en geoefend op de basis Fassberg in voormalig West-Duitsland.