Met spanwijdte (soms: vlucht) wordt de afstand in vliegende toestand tussen de twee vleugeltips van vogels, vleermuizen, vlinders en andere insecten, en ook vliegtuigen of molens aangeduid.

De spanwijdte van vliegtuigen wordt altijd in een rechtelijn tussen de vleugeltips gemeten, ongeacht de pijlstelling en vorm van de vleugels.

Vliegtuigen met een grote spanwijdte zijn vaak efficienter omdat ze minder last hebben van [wiki]ge?ndiceerde luchtweerstand[/wiki] of [wiki]zogturbulentie[/wiki].
Vliegtuigen met een grote spanwijdte hebben echter wel een groter traagheidsmoment om de lengteas, waardoor ze minder snel rollen en dus minder manouvreerbaar zijn. Daarom hebben [wiki]gevechtsvliegtuig|gevechtsvliegtuigen[/wiki] en vliegtuigen die worden gebruikt voor aerobatics meestal een zo klein mogelijke spanwijdte.
Omdat de [wiki]liftkracht[/wiki] van een [wiki]vleugel[/wiki] samenhangt met de oppervlakte van de vleugel, hebben vliegtuigen met een kleinere spanwijdte doorgaans een grotere [wiki]koorde[/wiki].
De verhouding tussen spanwijdte en koorde is belangrijk om de karakteristieken van een vleugel te bepalen. Deze verhouding wordt [wiki]aspect ratio[/wiki] genoemd.